MEDITATIE: HOE LEZEN WIJ?

Søren Kierkegaard (1813-1855) hield ons al voor dat, willen we de Bijbel een beetje begrijpen, we tijdgenoten moeten worden van de schrijvers in de wereld waarin zij leefden. Zonder kennis van het land en de cultuur van de mensen uit die tijd, hebben we een probleem. Zij schreven en lazen anders dan wij het doen; hun wereld is de onze niet.  We kunnen onmogelijk net doen, alsof de wereld plat is en we onder een soort kaasstolp leven. Maar dat was wel het heersende beeld in die tijd. Als we ons dat niet realiseren, lezen wij hun verhalen verkeerd, wat tot in de vorige eeuw kerkscheuringen veroorzaakte. Gelukkig zijn er echter steeds mensen, die door de ogen van de schrijvers kunnen kijken. 
 
Martin Buber (1878-1965) was zo’n man, een Joodse theoloog en filosoof, bekend geworden om zijn chassidische vertellingen en zijn boek over twee wijzen van geloven: jodendom en christendom (1950). Toen hij in de vorige eeuw geconfronteerd werd met de vraag, of de slang uit Genesis 3 wel of niet zintuiglijk had gesproken, antwoordde hij na lang nadenken, dat het een onzinnige vraag was…en totaal onbelangrijk! Het doet er helemaal niet toe, zei hij, of de slang wel of niet gesproken heeft! Het gaat erom, wàt hij heeft gezegd! 
 
Bijbelse verhalen zijn ondergeschikt aan wat ze willen vertellen.  Het gaat in de eerste plaats niet om wat er staat, maar waarom het er staat, zoals het er staat. Verhalen, die verteld worden om de inhoud. De onlangs overleden Karel Adriaan Deurloo (1936-2019), mede-initiatiefnemer van de theologische stroming van de Amsterdamse School, zat ook op die lijn. Op de universiteit in Utrecht, waar ik toen in deeltijd studeerde, wilde men daar niet aan. Door de werken van Kierkegaard en Deurloo te lezen, werd het mij een stuk duidelijker: 
terug