MEDIATIE: "DE MOERBEITOPPEN RUISTEN"

Nicolaas Beets (1814-1903) was 81 jaar toen hij dit gedicht schreef. Het is van het eerste tot het laatste couplet een pareltje, een gedicht dat tot op de dag van vandaag nog graag wordt gelezen. Stel je eens Nicolaas Beets voor, een hoogleraar in de theologie, beroemd, rijk en getrouwd met een adellijke vrouw. Tijdens zijn studententijd in Leiden zei hij eens gekscherend: „Ik ben zo gewild als een paar oranje handschoenen.‟ Hij wist wel beter. Succes had hij met de Camera Obscura en als predikant hoefde hij niet te klagen over een halflege kerk. Maar dichten kon hij eigenlijk niet. Hij maakte veel knus broddelwerk en daarom is het gedicht „De moerbeitoppen ruisten‟ zo bijzonder.
De eerste zin staat tussen aanhalingstekens omdat het een citaat uit de bijbel is: 2 Samuel 5:24. Koning David heeft de Filistijnen verslagen en vraagt God wat hij zal doen als de vijand opnieuw oprukt. Het antwoord luidt: „Zodra je in de toppen van de balsemstruiken het geluid van voetstappen hoort, sla dan toe.‟1 In de Statenvertaling is er geen sprake van balsemstruiken maar van moerbeibomen. In de tuin van Beets stond een moerbeiboom, wat hem tot het gedicht kon inspireren.
Wat me steeds weer treft als ik het gedicht herlees, is de regel „Nee, niet voorbij, hij toefde‟. Ergens toeven (vertoeven) is er langer verblijven. In 2 Samuel 5 trekt God vooruit, in het gedicht blijft Hij omdat de dichter in grote verwarring is. Er zijn gedachten die hem kwellen, vervolgen en ontstellen. Dat is nog al wat. Dat verwachten we niet van zo‟n beroemd theoloog als Beets. Had hij niet de wijsheid in pacht? Nee, hij is even klein als iedereen en moet als een kind door God worden getroost in Zijn vaderarmen.
Was Beets soms bang voor de dood? Eenentachtig jaar is stokoud in zijn tijd. Het zou kunnen omdat hij in het laatste couplet zegt: „Ik had zo zacht geslapen‟. ‟Slaap zacht‟ wordt er gezegd als iemand overleden is. Maar Beets wordt opgewekt wakker en voelt dat God over hem waakt.
terug